Achterbos
De naam Achterbos komt letterlijk van achter de bossen. Het gehucht is vooral bekend als de woonplaats van schilder Jakob Smits. Andere blikvanger is de kruisweg met de 15 kapelletjes. Het betreft 14 gelijke kapelletjes op rij, die in 1815 werden gebouwd door pater Helsen van Geel, met medewerking van de bewoners van Achterbos. Het grotere vijftiende kapelletje is al ouder en stamt uit de 18de eeuw. Patroonheilige van Achterbos is de Heilige Apollonia. Al in de 17de eeuw was Achterbos een bedevaartsoord. Gelovigen kwamen bij de kapel van Apollonia bidden om verlost te worden van hun helse tandpijn. De huidige Sint-Apolloniakerk dateert van 1939
Centrum
Het centrumgebied heeft zich ontwikkeld juist ten noorden van de Molse Nete op een oost-westelijke georiënteerde zandrug. Deze lintvormige nederzetting kende aanvankelijk twee polen, de Markt en het Laar. Tot de 19de eeuw was het Laar een grote open vlakte met grasbegroeiing en lommerrijke aanplantingen. Het gebied was opgedeeld in verschillende deelruimten en werd gebruikt als gemeenschappelijke meerplaats voor het drenken van vee. De bouw van het station in de 19 de eeuw heeft er voor gezorgd dat het centrum zich verder noordelijk heeft ontwikkeld.
Het centrum is centraal gelegen in de gemeente. Het is het dichtstbevolkte gebied in de gemeente. Dankzij de wekelijkse markt, de vele winkels, cafés en restaurants, het ziekenhuis, de gemeentediensten, het treinstation en de middelbare scholen is Mol-Centrum een echte verzamelplaats voor de inwoners van de verschillende gehuchten.
Donk
De naam Donk is al zeer oud en betekent opduiking uit een moeras. De kern van de parochie is de kerk van Sint Antonius, gebouwd in 1949. Donk is vooral bekend als industriewijk. Getuigen daarvan zijn de gezellige arbeidershuisjes langs de Emiel Bequartlaan. De industrie in Donk waren de witzandgroeven. In 1911 kwam de betonfabriek Johns-Manville. Vanaf 1928 startte de fabriek met de productie van asbest. De uiteindelijke firma Balmatt is al enkele jaren failliet. Naast de betonfabriek kwam in 1922 flessenfabriek Verlica. Zeven jaar later verrees de elektriciteitscentrale Ebes met zn typische koeltoren, die sindsdien de streek voorziet van elektriciteit. Na de oorlog kwam het Studiecentrum voor Kernenergie, de Atoom in de volksmond. Met de komst van andere nucleaire bedrijven heeft het SCK zijn stempel op Donk gedrukt.
Ezaart
De naam Ezaart, vroeger Esaert, wordt gevormd door twee delen. Het eerste deel betekent hees, heester, struikgewas. Het tweede deel staat voor aard, gemeenschappelijk gebruikte grond. Samengevoegd betekent Ezaart een plaats met kreupelhout.
Het dorp is vooral bekend voor zijn windmolen, de enige die nog werkt in de gemeente. De in 1984 gerestaureerde molen dateert oorspronkelijk van 1856. Andere blikvanger is het oude kapelletje van Onze Lieve Vrouw in Nood langs de baan naar Geel. Het kapelletje werd in 1511 gebouwd. Medebeschermd door de lindebomen werd het kapelletje vroeger door reizigers gebruikt als schuilplaats.
Ginderbuiten
De naam Ginderbuiten is afgeleid van de Buitenhijde, waar het gehucht tegen aanleunde. Ginderbuiten slingerde zich S-vormig richting Lommel. Vanaf de Middeleeuwen was een belangrijke activiteit van de inwoners het ontginnen en vergraven van de heide. Tussen het Netedal in het zuiden en de heide in het oosten kreeg het gehucht in de late Middeleeuwen een eigen bestuur en een kapel (hoek Brandstraat – Kapellestraat). Ook de wolverwerking thuis nam toe. De beroemdste kermis uit de omtrek was Ginderbuiten kermis. Vanaf 1878 werd het gehucht in twee gehakt door de spoorweg. Door de komst van de glasfabriek in Gompel, tijdens de industrialisering groeide Ginderbuiten uit tot een van de dichtst bevolkte centrumwijken.
Gompel
Volgens geschiedschrijver Adolf Reydams is Gompel het oudste gedeelte van de gemeente. Al in de vroege Middeleeuwen verbond een brede zandweg de Frankische hoeve van Gompel met het centrum en Ezaart. De ontwikkeling van het gehucht startte vooral met de komst van het glasfabriek langs het kanaal, na de Eerste Wereldoorlog. In 1930 uitte die groei zich in de bouw van de Onze-Lieve-Vrouwkerk. Naast de kerk staat een grot met stukken glas uit de fabriek.
Heidehuizen
Pas sinds 1960 hebben de Heidehuizen zich ontwikkeld tot een echt gehucht. Op een klein aantal huizen na, waren de Heidehuizen de eeuwen daarvoor niet meer dan heidevelden waar de bewoners hun vee lieten grazen en zoden en hei uitstaken voor potstal. Deze hei lag ver van de huizen zodat er voor de herders schuilhutten moesten worden gebouwd. De hutten stonden langs de Molderdijk, de Burgerdijk (nu de Borgerhoutsendijk) en het moeilijk begaanbare Heipad.
Het eerste huis van de Heidehuizen werd pas gebouwd op het einde van de zeventiende eeuw. De eerste inwoners kwamen vooral uit Ginderbroek. Na 1960 was de Heidehuizen één van de snelst groeiende buitenwijken van de gemeente. Belangrijke instellingen in het gehucht zijn de gemeenschapsinstelling De Hutten en het Technisch Instituut Sint-Paulus.
Millegem
Het woord Millegem verwijst naar mille, lichte aard, fijn stof, zand. Pas met de samenvoeging van Millegem bij Mol in 1818 kregen de gemeentegrenzen hun huidige vorm. Daarvoor behoorde het gehucht tot de heerlijkheid Geel. Het gehucht kende op dat moment een inwonersaantal van 40. De grenzen van het gehucht werden definitief afgebakend toen in 1854 Stokt bij Millegem kwam.
Postel
Het gehucht Postel is vooral bekend dankzij de abdij en de prachtige natuur. Het gigantische gebied met zn vele ongerepte bossen is als het ware de groene long van de gemeente. Jaarlijks trekt het gehucht duizenden bezoekers. Voor elk is er wat wils. Je kan er de abdij bezoeken, een gezonde boswandeling of fietstocht maken of gewoon op een terrasje genieten van een deugddoende Postel met een schoteltje abdijkaas.
De abdij werd tussen 1128 en 1138 opgericht door de Orde van de Norbertijnen. Belangrijke taken in de Middeleeuwen waren de zielzorg, het onthaal van reizigers (kruispunt van grote wegen: Antwerpen – Keulen en Leuven – s Hertogenbosch), landbouw en armenzorg. Gastvrijheid was én is het meest typische kenmerk van de abdij.
Rauw
Puur aardrijkskundig bekeken, maakt het gehucht Rauw eerder deel uit van Lommel of Balen. Toch bestaat er geen twijfel: de inwoners voelen zich op en top Mollenaar. De parochie werd gesticht in 1889. Sindsdien is er door de wat afgezonderde ligging een sterk gemeenschapsgevoel gegroeid. Rauw is vooral gekend omwille van zijn kanalen en meren. Maar liefst een zesde van de oppervlakte van Rauw bestaat uit water. Die meren zorgen er voor dat jaarlijks duizenden toeristen Rauw uitkiezen als hun vakantiebestemming. Overnachten kan in het recreatiepark Sunparks Kempense Meren of in camping Zilverstrand.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog raakte Rauw bekend omwille van de spriet. Bij het verbreden en verdiepen van het Maas-Scheldekanaal in 1928 haalden de baggerboten kastanjebruine brokken hout boven. Al snel werd deze goedkope brandstof door de inwoners opgehaald met kruiwagens. Vooral tijdens de eerste barre oorlogswinter, toen de steenkolen gerantsoeneerd werden, was het spriet enorm populair.
Sluis
Sluis is één van de oudste gehuchten van de gemeente. Bovendien heeft Sluis het langst zijn landelijke stempel bewaard. Verschillende grote boerderijen waren er gevestigd. De naam van het gehucht verwijst naar de sluizen op de plaatselijke waterlopen waarmee de beemden bewaterd werden. Op de grens met buurgehucht Donk liggen de bekende zandputten waar vanaf 1845 wit zand gewonnen wordt. Door de zandwinning zijn in Sluis verschillende grote waterputten ontstaan. Deze gaven op hun beurt de mogelijkheid tot waterrecreatie. Daarnaast is Sluis de thuishaven van het Jakob Smitsmuseum.
Wezel
De naam Wezel is afkomstig van Weselloe. Dit betekent bos met stukken weiland, afkomstig van wese (= weide) en lo (=bos). Het gehucht kwam pas tot bloei, nadat de lood- en zinkfabriek Vieille Montange, nu Nyrstar, in 1889 werd opgericht. Wezel kreeg tien jaar later zijn erkenning als parochie. In 1906 werd de oude noodkapel afgebroken en kwam er langs de Sint-Jozeflaan een heuse kerk in de plaats.