Ter gelegenheid van het 30ste bestaan van de Rotary Club werd een marmeren beeldhouwwerk onthuld in 2004 van kunstenaar Jan Dries. Dries is geboren en getogen in Ginderbroek.
Op het Rondplein staat een beeld ‘Groot Konijn’ van de hand van Raymond Minnen. Het beeld getuigt van de eeuwenoude ‘Konijnenmarkt’ in Mol.
Er werd een fotowand ingehuldigd ten nagedachtenis van alle mensen die in de buurt van de Veldstraat, de huidige Martelarenstraat, werden opgemaakt in 1944. Een gedenkplaat herinnert tevens aan de gebeurtenissen.
Gedurende eeuwen waren schapen van groot economisch belang voor de Kempense bevolking. Ze produceerden niet alleen wol, vlees en melk maar ook mest waarmee onze voorouders de uitgestrekte heidevlakten beetje bij beetje trachten om te vormen tot weide- en akkerland.
Om de wol optimaal te kunnen verwerken was het noodzakelijk dat deze zo goed mogelijk gewassen en gespoeld werd. Hiervoor had men overvloedig zuiver, stromend water nodig en uit ervaring wist men dat het water van de Nethe hiervoor uitstekend geschikt was.
Dat wist ook Hendrik Peten (1818-1884). Zijn voorouders waren landbouwers en schaapherder in dienst van de abdij van Averbode. Na de Franse revolutie vielen ze zonder werk. Ze verhuisden van Balen naar Mol en kwamen er aan de kost als wolbewerkers. Op 3 maart 1879 bekwam hij van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Moll de toelating om "eene wolwasscherij op te richten op zijnen moestuin wijk F nr 1060 op drij meters afstand van de Neeth". Opmerkelijk bij deze vergunning was dat men " de noodige maatregels van voorzorg" moest nemen om schade , hindernis of ongezondheid te voorkomen en om het milieu (!) te beschermen. Zo moest men beletten dat "vuile waters of vuilnissen in de rivier de Neeth zouden gebracht worden welke de waters er zouden van kunnen bederven." Op 21.04.1879 was het bouwwerk voltooid en mocht zoon Theophiel Peten (1851-1918) zijn naam in de dwarsbalk kerven (nu nog zichtbaar).
Gedurende meerdere decennia hebben Theophiel en zijn zonen het gebouw als werk- en opslagplaats gebruikt bij het wassen van wol.
Na 1918 werden in de weverij van de gebroeders Peten niet alleen de traditionele rode dekens met zwarte strepen geweven maar ook witte dekens met blauwe strepen. Hierdoor kreeg het huisje een nieuwe bestemming. De ongeverfde weefsels met hun natuurlijke (licht-beige) kleur werden er onder invloed van zwaveldampen gebleekt tot helder-wit. Het wolwashuisje werd opgedoopt tot "solferkotteke".
Tijdens de tweede wereldoorlog lag de weverij stil en zou niet meer worden opgestart. Het gebouw heeft nog jaren als magazijn gediend voor de drukkerij Eysermans-Swerts. In de laatste decenia van vorige eeuw geraakte het volledig in verval. In 2003 heeft Kemp dit zieltogend gebouw van de totale ondergang gered. Na een grondige renovatie blijft het Wolwashuisje - alias Solferkotteke - overeind ans één van de weinige, stille getuigen van de Molse wolnijverheid. Het gebouw wordt bij de begeleide stadswandelingen door de gidsen steeds bezocht.
In de nacht van 21-22 juni 1944 is er een RAF Lancaster toestel neergestort te Mol-Postel. Van de 7 inzittenden heeft er slechts één kunnen ontsnappen, met behulp van Belgische burgers uit Postel. In 2006 heeft de gemeente een gedenkplaat onthuld op het kruispunt van het fietspad Miel Ottenpad en de Oude Bladelseweg.
Op 13 september 1953 werd een vredesmonument 1940-1945 onthuld op de hoek van de St.-Pieterstraat met het Rondplein. Het monument is een groot bas-reliëf dat een groep figuren uitbeeldt. Elk figuur vertegenwoordigt een eigen symboliek.
Op het kerkhof van Mol-Achterbos staat het graf van de grote meester Jakob Smits. In 2005 werd door de vrienden van het Jakob Smitsmuseum en gemeentebestuur een monument opgericht ter ere van de Molse school. Vijf kunstenaars van die school werden er samengebracht.
Jakob Smits, Dirk Baksteen en Paula Rompa-Zenke rustten al op de begraafplaats. Maar ook Leon Deconinck en Ernest Midy krijgen een plek aan het monument.
Aan de begraafplaats van het Kruisven op de Heidehuizen staan er monumenten ter nagedachtenis aan de slachtoffers van beide wereldoorlogen.
Na 100 jaar kreeg de middeleeuwse watermolen aan de Molse Nete ter hoogte van ’t Getouw opnieuw een waterrad. Het gemeentebestuur, vzw Kemp en de Molse Kamer voor Heemkunde hebben samen deze klus geklaard. Daarbij kregen ze de hulp van het Technisch Instituut Sint Paulus en van de firma Baudoin. Het watermolenhuisje is een museum over alle aspecten van de Molse Nete.
Maar liefst 100 jaar heeft het geduurd vooraleer er opnieuw een waterrad draait aan de middeleeuwse watermolen langs de Molse Nete ter hoogte van ‘t Getouw. Het gemeentebestuur, de vzw Kemp en de Molse Kamer voor Heemkunde sloegen de handen in elkaar om deze uitdaging te realiseren. Het ging wel enkel om de installatie van het waterrad, het eveneens verdwenen maalmechanisme werd niet hersteld.
Museum ‘De Beekjuffer’
Het watermolenhuisje wordt beheerd door natuurvereniging De Gagel. Deze vereniging heeft er een klein museumpje ingericht over de verschillende aspecten van de Nete. De naam van het nieuwe museum luidt ‘Beekjuffer’. Dankzij de stijging van de waterkwaliteit van de afgelopen jaren, duikt dit verdwenen insect stilaan weer op langs de Nete. Het museum richt zich op groepen en schoolklassen van maximum 25 personen.
Vroege Middeleeuwen
De watermolen kent een rijke geschiedenis en heeft al ettelijke verbouwingen ondergaan. Het huidige gebouw is slechts een overblijfsel van de oude watermolen die al eeuwenlang langs de Molse Nete staat. Zeker sinds de vroege Middeleeuwen stond op deze plek een watermolen voor het malen van graan.
Deze molen was gedurende lange tijd de enige grote aandrijfmachine in onze gemeente. Daar kwam pas in de 15de eeuw verandering in met de komst van een windmolen in Achterbos. Water en wind waren in de Middeleeuwen eigendom van de dorpsheer, bij ons de voogden van Mol. De watermolen had een monopolie en moest alle graan malen. Uiteraard betekende dit een grote bron van inkomsten voor de voogd. De watermolen werd verpacht en zo werd de molenaar een invloedrijk en belangrijk dorpsfiguur.
Oude en nieuwe Nete
Al vanaf de Middeleeuwen waren er klachten over de hinder die de watermolen veroorzaakte. Deze wrevel zou later bijdragen tot de ondergang van de watermolen. Om te malen werd het waterpeil opgestuwd wat stroomopwaarts regelmatig tot overstromingen leidde. Om de watermolen meer water te geven, werd in de 14de eeuw een omvangrijke ingreep uitgevoerd: het water van de Oude Nete werd ter hoogte van de Bresserdijk (zijstraat Rozenberg) afgeleid naar de Scheppelijke Nete. Zo ontstond de 'Nieuwe Nete', de 'echte Mol-Nete' kreeg de naam 'Oude Nete'. Helemaal geslaagd was die ingreep niet. Het Loffensvaartje dat enkele decennia geleden een honderdtal meter stroomafwaarts van de watermolen werd aangelegd, corrigeert de oude ingreep.
Einde
Met de Franse Revolutie in 1789 verloren de dorpsheren hun alleenrecht op molens. Door de opkomende concurrentie daalde hierdoor het belang van de watermolen in onze regio. Om de wateroverlast in te perken, besloten in 1906 het gemeentebestuur en de provincie de watermolen te onteigenen. De molen werd stilgelegd. In 1925 wordt de middelmuur van de molensluis gesloopt. Het molenaarshuis werd door het gemeentebestuur verkocht en afgebroken aan het einde van de jaren '50.
Restauratie
Een eerste restauratie van het overblijvende molengebouw gebeurde in 1986 door de Molse Kamer voor Heemkunde vzw en de Koning Boudewijnstichting. Nu hebben de vzw Kemp en de Molse Kamer voor Heemkunde samen met de gemeente Mol de krachten gebundeld om het rad weer aan te brengen. De leerlingen van het Technisch Instituut Sint-Paulus maakten het rad, de firma Baudoin leverde kosteloos de kogellagers. De gerestaureerde molen zal samen met het wolhuisje, het kapelletje van de Rozenberg en het sassencomplex een bijzondere aantrekkingspool vormen langs deze drukbelopen 'groene' wandelweg in het Centrum.
- Adres
- Molenhoekstraat 2 , 2400 Mol
- Tel.
- E-mailadres